Zoeken

Nieuwjaarstoespraak Arjen Littooij

Gepubliceerd op 4 januari 2016

Nieuwjaarstoespraak Arjen Littooij

algemeen directeur VRR

Beste collega’s

Laat ik beginnen om jullie al het goede te wensen voor 2016. Annemarie, Jolanda en ik wensen jullie 366 dagen alle gezondheid, liefde en geluk toe. Dat dit geen vanzelfsprekendheid is bleek in de laatste weken van 2015 waarin voorspoed en tegenslag elkaar afwisselden. Het helpt dan als we elkaar aandacht en genegenheid geven.

We zijn het jaar druk begonnen. In de nieuwjaarsnacht moesten brandweer en ambulances ruim 700 keer uitrukken. Bizar druk dus voor wat we een ‘feestje’ noemen. Dankzij de inzet van veel collega’s zijn alle incidenten in goede banen geleid. Ik heb van dichtbij de drukte op de meldkamer en het bestrijden van een aantal incidenten meegemaakt. Petje af voor jullie inzet en als ik zie hoe hard er is gewerkt dan geeft dit vertrouwen voor 2016

Vanochtend reed ik door het Europoort-Botlekgebied weer fluitend naar Rotterdam voor een nieuwe werkdag. Ik voel me senang in het gebied met het hoogste risicoprofiel van het land omdat ik weet dat heel veel mensen aan onze veiligheid werken, de hulpverleners klaar staan als het nodig is en dit in 2016 ook weer doen. Zo kijk ik ook naar de VRR. Blik vooruit, gericht op een veilige omgeving en met respect voor elkaar. Een bedrijf waar oog is voor ruim 2000 collega’s die begrijpen wat zorg en veiligheid is. Een organisatie waarin ruimte is om je dromen werkelijkheid te laten worden. Ik ben trots op wat we hebben bereikt. De VRR staat als een huis. Natuurlijk vraagt dit om onderhoud, een verbouwing (en je repareert het dak het beste als de zon schijnt), een gezonde hypotheek en af­spraken hoe we met elkaar omgaan. Het is een fantastische en gewilde plek waarin je niet moet, maar wil en mag werken.

Het afgelopen jaar wil ik typeren als een verwarrend jaar. De stroom vluchtelingen, de aanslagen in Parijs en de angst voor een aanslag in ons land, houden ons bezig. Als hulpverlenings­organisatie wordt van ons verwacht dat we ons hierop voorbereiden zonder dat we weten wat er op ons af komt. Daar waar anderen stoppen, doen wij altijd een stap naar voren om hulp te bieden. Ook als we risico lopen zelf slachtoffer te worden.

De hulpverleningsrol van de VRR is breder geworden. We zetten ons in voor vluchtelingen en de brandweer rijdt steeds meer mee naar reanimaties. Hulpverlenen is een vak en daar zijn we verrekte goed in. Dit verdient respect en waardering van burgers, politiek en (social)media.

De directe hulpverlening mag geen sluitpost zijn op een begroting, de marktwerking of in de zorgketen. Het is een noodzakelijke voorwaarde om de continuïteit van onze samenleving te waarborgen. Dat ervaar je pas echt als hulp nodig is. Vraag het maar eens aan de ouders wier baby succesvol is gereanimeerd, aan mensen die van het balkon zijn gehaald terwijl het huis brandde of die vanuit de meldkamer aanwijzingen kregen om te handelen bij een ongeval.

We hebben het ons intern het afgelopen jaar ook niet altijd gemakkelijk gemaakt. Verhoudingen tussen directie en OR stonden op scherp en besluiten werden soms heftig bekritiseerd. We spreken te vaak over elkaar in plaats van met elkaar en oordelen zonder de feiten te kennen terwijl we een oprechte intentie hebben. We delen ongenoegen ongebreideld via social media of interne forums, zonder te beseffen dat je daarmee jezelf, anderen en de organisatie tekort doet. Er is het afgelopen halfjaar veel verbeterd, maar ik heb een vurige wens om dit met elkaar nog beter te doen en ons meer te richten op vertrouwen en open te staan voor de ander.

2015 sluiten we financieel met een positief resultaat af, maar voor 2016 staat er nog een tekort op de begroting. De bezuinigingen die zijn opgelegd zullen ook dit jaar nog effect hebben. We moeten nog een aantal besluiten doorzetten om de organisatie te stroomlijnen en nog efficiënter te maken.

De afgelopen jaren zijn we meer gaan werken vanuit de bedoeling. De veiligheid van de burger staat voorop. Vakmanschap, eigen verantwoordelijkheid en goede hulpverlening staan centraal. Werken vanuit de bedoeling is soms nog knap lastig. Er is geen blauwdruk voor maar het lukt steeds beter. Dat zie je ook aan de resultaten. Het aantal branden en meldingen is het afgelopen jaar licht gedaald. We hebben ruim 5500 safety-checks uitgevoerd. Brandweer- en ambulancemedewerkers werken hand in hand in VeiligLeven. We waren ‘de snelste brandweer’ van het land en aanrijtijden bij ambulance zijn licht verbeterd. Het ziekteverzuim is voor het 2e jaar onder de 5% gebleven en financieel schrijven we in zwarte cijfers. Wat opvalt is het grote aantal grip-incidenten zoals de Moddermanstraat en de grip 3 in Vlaardingen. Grote incidenten vragen veel van de veerkracht van de organisatie. We doen hierbij steeds succesvol een beroep op veel collega’s die zich inzetten voor de organisatie. Een grote waardering voor hen, maar ook voor het ‘thuisfront’ is zeker op z’n plaats.

De ontwikkeling van de landelijke meldkamer komt in een cruciale periode. Voordat op 8 augustus 2017 de nieuwe meldkamer wordt geopend, zal er nog veel werk moeten worden verzet. Landelijk is er sprake van tegenstrijdige belangen en veel bureaucratisch gedoe. Maar daar heeft de bevolking in Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland Zuid niets aan. Die hebben gewoon een goede meldkamer nodig. We moeten het dus met elkaar ‘op z’n Rotterdams’ doen. De schouders er onder, niet lullen maar poetsen en samen met de collega’s van ZHZ bouwen aan de nieuwe meldkamer en regionaal operationeel centrum.

De MOI is een succes en andere regio’s willen ons programma kopiëren. Het past in de noodzaak om onze informatievoorziening en operationele informatie nog meer te stroomlijnen. Business intelligence is in 2016 een belangrijk thema. Een serieuze informatiepositie is noodzakelijk om risico’s het hoofd te bieden. Op de meldkamer zal Optima geïntroduceerd worden. Ontwikkeling als de brandweerradar en big data staan aan de vooravond van dynamische brandweerzorg. We moeten als organisatie openstaan voor nieuwe ontwikkelingen en technologieën en die ook een serieuze kans geven zonder lessen uit het verleden te vergeten.

Hulpverlening op straat is ons bestaansrecht. Het materieel is de afgelopen jaren sterk verbeterd en we blijven daar op investeren. Nieuwe helmen, zorgambulances en software. We kunnen niet meer om arbeidshygiëne heen. ‘Schoon uit, schoon thuis’ is de nieuwe norm. Hier ligt een gezamenlijke verantwoordelijkheid om ánders naar de gevaren van rook te kijken.

Er wordt dit jaar gewerkt aan het nieuwe brandweerzorgplan. Hoe krijgen we nog voldoende vrijwillige brandweermensen op straat in een tijd waarin vrijwilligheid geen vanzelfsprekendheid meer is. Een antwoord vinden we door te luisteren naar de ervaringen van onze eigen (brandweer-) mensen, met brandweer NL en de ervaringen uit andere regio’s.

Met de zorgverzekeraars zijn we aan de slag om het aantal ambulancediensten uit te breiden. Doordat ziekenhuizen hun SEH sluiten, huisartsenposten dichtgaan, ziekenhuiszorg wordt gecentraliseerd, thuishulp verschraalt, woon-zorgcomplexen worden omgebouwd tot zorg­com­plexen, het percentage verwarde personen groeit en de vergrijzing steeds manifester wordt, wordt er veel meer dan voorheen een beroep gedaan op de ambulance. De ambulance­dienst is een ankerpunt waarop de burger altijd kan en mag rekenen. Het aantal meldingen op de MKA is dit jaar met zo’n 110. 000 nog nooit zo hoog geweest. Het aantal ambulanceritten is in de afgelopen drie jaar met bijna 15% gestegen. Ik vraag van de zorgverzekeraars, de politiek en partners in de zorgketen om dit te onderkennen en niet alleen kritiek te hebben op de aanrijtijden. Het vakmanschap en professionaliteit van onze mensen is hoog maar de toenemende vraag naar ambulancezorg kan niet door ons alleen worden opgevangen.

In 2018 loopt de Tijdelijke Wet op de Ambulancezorg af. De onzekerheid over de toekomst van de ambulancedienst biedt kansen om de organisatie in 2016 effectiever en efficiënter te maken. Maar het is wel wenselijk dat de minister nu snel duidelijkheid schept over onze toekomst.

Het vak van preventie en repressie zal op ‘vakinhoudelijke dagen’ nog meer aandacht krijgen. En wat is er mooier dan op die dagen vakmensen met elkaar in gesprek te laten gaan en van elkaar te laten leren. Een nieuwe ontwikkeling wordt de elektronische leeromgeving waarin alle mensen uit ‘de uitruk’ nog beter kunnen worden in hun vak. Door een gezamenlijke opleidings­school voor West4 gaan we met onze buren vorm geven aan een stevige brandweeropleiding. De GB en de VRR treffen elkaar steeds meer in het samen oefenen. Het ROC zet in op het verder verhogen van de professionaliteit van ambulancepersoneel en zoomt in op nieuwe ontwikkelingen in de zorg.

Het multidisciplinair oefenen staat onder druk. We moeten datgene dat we in de afgelopen jaren hebben opgebouwd niet laten versloffen. Alleen als we samen oefenen met anderen kunnen we de veiligheid in deze regio op een hoger plan brengen.

In de Deltaregio worden mooie initiatieven ontwikkeld. Leiders Copi en leiders ROT zoeken al de samenwerking op en worden steeds beter uitwisselbaar.

De visitatie van onze regio, het beleidsplan en de herijking van het risicoprofiel staan voor dit jaar op de agenda. Minder incidenten, minder schade en minder slachtoffers komen niet vanzelf. Incidenten als in Moerdijk, de brand in het Lichtpunt en de Odfjell-affaire hebben geleerd dat regelgeving en handhaving geen voldoende voorwaarde zijn om risico’s te voorkomen. Het gaat ook om het beïnvloeden van het gedrag en een heldere verantwoordelijkheids­verdeling. De eerste verantwoordelijkheid voor risicobeïnvloeding ligt bij de beheerder van een omgeving, zoals gemeenten en evenzeer bij eigenaar of gebruiker van gebouwen, installaties of transportmiddelen. En als zich een incident voordoet, moeten hulpdiensten effectief kunnen optreden. De ontwikkelingen in de nieuwe Omgevingswet waarin de Minister meer uitgaat van ‘vertrouwen’ in plaats van regelgeving, baren ons zorgen. Een risicovrije omgeving bestaat niet, maar in een omgeving als de onze werkt controle vaak beter om bewust en bekwaam met aanwezige risico’s om te gaan.

Dat onze organisatie iedere dag weer hulp kan bieden aan hen die dat nodig hebben, is mede te danken aan al die collega’s die dit werk ondersteunen. Ik durf de stelling “Waar zouden we zijn zonder de collega’s van A&C, P&O, ICT, BJZ, FB en communicatie?” wel aan. Zonder hun tomeloze inzet staat onze hulpverleningsmachine snel stil. Er is geen letter Chinees bij als ik zeg dat de organisatie alleen functioneert als uitvoerende- en ondersteunende diensten schouder aan schouder staan.

De VRR is een uniek, operationeel bedrijf, midden in de maatschappij. 24 uur per dag, 7 dagen per week. We zijn er altijd. We werken voortdurend vanuit de bedoeling, waarbij we scherp zijn op de vraag of dát wat we doen, bijdraagt aan een veilige samenleving. We moeten soms improviseren omdat er nieuwe vraagstukken op ons afkomen die om een oplossing vragen. Innovatie, technologische- en organisatorische ontwik­kelingen staan soms haaks op vertrouwde werkwijzen. We zijn een organisatie van en voor mensen. In 2016 zal weer vaak een beroep worden op ons gedaan. De kracht van onze mensen moeten we niet uit het oog verliezen waarbij ik de wens uitspreek dat we dit jaar wat minder op elkaar letten en meer op elkaar passen. Ik kijk met vertrouwen naar het nieuwe jaar.